U bent hier

NWWL wandeling in de omgeving van Epen

Als je niet alleen wilt lopen omdat je het leuker en veiliger vindt dit met meerdere mensen te doen en je contacten wilt uitbreiden, of de bekende “stok achter de deur” nodig hebt, stel dan niet uit maar loop met ons mee.

Beste leden en niet leden,
Op zondag 14 februari 2016 gaan we wandelen in Epen langs de Geul. Die dag staat de Geul centraal in de wandelroute we gaan stroom opwaarts richting Plombières waar we 2 prachtige watervallen zien en waar de Geul de grot in stroomt. Daarna draaien we weer weg van de Geul. Via het Malense bos en het Vijlenerbos komen we met een flinke klim boven. Vervolgens dalen we weer af en komen bij Cafe Buitenlust uit.

Kenmerken van de wandeling:
Vertrek: zondag 14 februari 2016 om 9.30 uur.
Plaats van vertrek: Cafe Buitenlust, Camerig 11, 6294 NB Vijlen, waar we ook koffie kunnen drinken
Lengte van de wandeling: ongeveer 15 km
Terrein: heuvelachtige omgeving, paden door grasland, bos en op verharde wegen 

Natuurlijk is deze wandeling voor NWWL leden gratis, neem wel je KWBN-pasje mee. 
Niet leden van NWWL zijn ook welkom, maar zij betalen 4,00.

Met vriendelijke groeten, 

Iwan Slabbers

Gsm 06-8120 2404

Verticale tabs

Gebied

De Geul
De Geul wordt gevoed door minimaal 60 bronnen. De rivier is 58 kilometer lang en het totale verval bedraagt ongeveer 250 meter. Vroegere kanalisaties worden weer opgeheven, zodat de rivier weer in haar oude loop komt te liggen. De stroom meandert zo weer als vanouds door het Zuid-Limburgse landschap. 

De zinkmijnen van Plombières, de eerste mijnen.
De eerste mijn in Plombières, de mijn ´Braesberg´ of ´Bradersbergh´ wordt in 1365 genoemd in een akte. Jean D´Othee, gemachtigde van het Hertogdom Limburg betaalde 200 Ecu´s rente voor exploitatie van de mijn aan het Kapittel van Sint-Servaas in Maastricht. Deze rente was op 1 oktober 1364 vastgesteld door Wenclesas van Bohemen, Hertog van Brabant. 
In 1370 wordt in een akte de mijn Bleyberg genoemd, de huur werd toen aan de heer van Einrade betaald. De mijnbouw vond in die tijd boven de grondwaterspiegel plaats. De Braesberg had 4 schachten die 30- 35 meter diep waren. Ze kwamen uit op een 800 meter lange gang die uitkwam op de Geul nabij Boverath. In Bleiberg werden alleen sulfidische zink- en loodertsen gedolven. De ertsen in Bleiberg werden gedolven in Onder- Carbonische kalksteen, op een diepte tussen 20- 170 meter diepte, en werden in dagbouw, door middel van open groeven aan de oppervlakte, of in schachtbouw, door middel van mijnschachten, gewonnen. De kalksteen was sterk geplooid en doorsneden met breuken en liet veel water door, waardoor bij langdurige neerslag of in perioden van smelten van de sneeuw het water snel in de ondergrondse gangen kon doordringen. Ook trad de Geul dan geregeld buiten haar oevers en stroomde de mijngangen binnen. Het is meermalen voorgekomen dat de ondergrondse delen van de mijnen geheel onder water stonden. Wanneer de ondernemers genoeg kapitaal bezaten om de gangen droog te maken werd de exploitatie voortgezet, was dit niet zo, dan werd de mijn voor onbepaalde tijd gesloten. Toen de mijn groeide, stegen de problemen met de wateroverlast. De dieper gaande winning veroorzaakte steeds meer en steeds grotere scheuren in het gesteente, waardoor er steeds meer en steeds sneller water in de mijnen stroomde.

Advertentie